Carbidschieten met melkbussen heeft een lange historie. Carbid werd voor de Tweede Wereldoorlog al gebruikt voor fietsverlichting en door dorpssmeden om te lassen. Er was en is eenvoudig aan te komen en in verhouding met vuurwerk is het heel goedkoop. Melkbussen kwamen door de invoering van melktanks in de vorige eeuw volop beschikbaar. Het schieten met melkbussen werd, zeker in het Vechtdal, met de jaren steeds populairder. Inmiddels is het als vijftigste traditie geplaatst op de Nationale Inventaris Immaterieel Cultureel Erfgoed in Nederland. Voor de veiligheid wordt niet meer met melkbusdeksels geschoten, maar met ballen.

Carbid wordt in een melkbus, verfbus of aangepaste gasfles gelegd en natgemaakt met water, waarna de bus wordt afgesloten met een (plastic) bal. Het zich vormende ethyn/luchtmengsel wordt door een klein zundgat (of met een bougie) ontstoken na ongeveer 30 seconden te hebben gewacht en ontploft met een dreunende knal, waarbij de bal uit de bus schiet en tientallen meters verderop terecht kan komen.

Het doel van het carbidschieten is een zo luid mogelijke knal te maken of de bal zo ver mogelijk weg te schieten. Dit is te bereiken door een goede verhouding van carbid, toegevoegd water en lucht te zoeken (zie explosiegrens). De sport is hiermee te variëren en zo een ideale knal te vinden, waarmee de ander in geluid of afstand kan worden afgetroefd. Een luidere knal kan ook worden bereikt door een groter volume te gebruiken (omgebouwde giertanks[4] van 5000+ liter zijn hierop geen uitzondering).

  • Bron: RTV Vechtdal
Editor: Jan Jousma /
Vorige