Pesten

Pesten

Anneke wil niet naar school. Hoofdpijn, zere buik. Vaak begint de dag met: “Ach toe mam, mag ik thuis blijven?” Anneke zit in groep zeven en niet met plezier. De cijfers zijn prima, de cito-scores zijn veelal A. De juf vindt Anneke een lief, rustig meisje. Jammer dat ze zich vaak terugtrekt, wat te bescheiden is. Thuis helpt Anneke haar moeder en speelt ze met haar jongere broertje. Haar moeder is blij met haar.

Anneke heeft een nieuwe jas. Een heel mooie jas met bloemen erop, samen met haar moeder uitgezocht. Op het plein vraagt ze zich af of iedereen het wel ziet, die mooie jas. Een groepje meisjes  staat bij elkaar en Bente kijkt naar haar. “Ha Anneke, mooie jas joh!” Anneke glundert en kijkt een beetje blij. Met een pakje appelsap in de hand komt Bente dichterbij. “Die bloemen hebben vast dorst!" zegt zij en spuit de appelsap uit het pakje op de nieuwe jas van Anneke. Het groepje meisjes lachte en stoot elkaar aan.

Als mama de nieuwe jas ziet, moppert ze op Anneke. Net nieuw en nu al dikke vieze vlekken erop. Kun je nu niet beter voor jouw spullen zorgen. Aan tafel vertelt ze wat er is gebeurd op het plein. Dat het niet haar schuld was. ”En wat heb jij toen gedaan?": vraagt papa: "Haar een enorme schop gegeven?”

In bed huilt Anneke. Een schop geven. Durfde ze het maar.