Gaan SVV'56 en Kloosterhaar samen?

KLOOSTERHAAR/SIBCULO - Kloosterhaar en SVV’56, kleine clubs uit de gemeente Hardenberg, denken hardop na over samenwerking. Bij beide verenigingen was de opkomst tijdens een informatieavond groot.

De twee buren - de clubhuizen liggen 2,8 kilometer uit elkaar - zien het ledenaantal drastisch teruglopen. Erik Drenthen, boegbeeld van Kloosterhaar, liet zien hoe de vlag er nu bij hangt. ,"Vooral in de coronatijd hebben veel voetballers gekozen voor een andere sport. Dat baart ons zorgen en we willen samen met SVV'56 kijken wat er mogelijk is.”

Kloosterhaar-voorzitter Hans Jager is een bestuurder die niet alleen naar zijn eigen club kijkt, maar ook naar de toekomst. "Het is belangrijk voor de kwaliteit en kwantiteit van beide clubs. En niet te vergeten voor de doorstroming van de huidige jeugd, dat zij in elk geval in een prestatiegericht seniorenteam terecht kunnen. Kloosterhaar heeft geen tweede elftal meer, wat betekent dat iemand die net buiten de boot valt naar het derde elftal gaat. Met alle respect voor het derde, dat wil je als vereniging niet.”

Jeugd

De oudere jeugd uit Kloosterhaar en Sibculo is al tien jaar samen, dat gaat prima. Het vrouwenteam speelt onder gezamenlijke vlag in de vijfde klasse. Drenthen, lid van de technische commissie in Kloosterhaar, ziet voor- en nadelen. "We weten ook dat er bij SVV’56 soms problemen zijn om een elftal rond te krijgen. We zien ook dat er veel makkelijker wordt afgezegd, en samen zijn we sterker."

Leden

Jager en collega Gertie Botter van SVV'56 weten dat het aan de leden is. "Het bestuur geeft advies, maar de leden beslissen. Als zij het niet willen dan gaat het niet door.”
De stemming in beide kantines was goed, er vielen nauwelijks wanklanken te horen. "Er was veel betrokkenheid, de sfeer was goed. Met veel vragen, die niet allemaal beantwoord konden worden”, zegt Botter. Maandag gaan de bestuursleden van beide verenigingen met elkaar om tafel, om de volgende stappen te kunnen zetten. Het begin is en wordt zeker vervolgd.

  • Bron: Bart Nijstad