Bedelaarskolonie Ommerschans vertelt 'niet alleen maar dat zwarte plaatje'
Foto: Kiekjeskliek

BALKBRUG - Paupers een mooie plek geven, dat was het idee van Johannes van den Bosch. Hij richtte de Maatschappij van Weldadigheid op in 1818. De bedoeling was om arme gezinnen uit heel Nederland in Frederiksoord, Willemsoord en Wilhelminaoord te helpen om boer te worden. Maar niet iedere pauper ging dat goed af: “Sommigen hadden nog nooit een schop in hun hand gehad”, vertelt geschiedenisliefhebber Helmuth Rijnhart. Van den Bosch moest iets verzinnen en kwam in contact met baron van Dedem. In 1819 sloten zij een deal en kreeg Van den Bosch de vesting Ommerschans met de oude gebouwen.

Er stond In Ommerschans onder andere een barak; dat werd de strafkolonie voor mensen die een vergrijp hadden gepleegd. Het bezwangeren van een vrouw werd bijvoorbeeld gezien als vergrijp in Frederiksoord. Later kwam het plan om ook een bedelaarskolonie op te zetten voor mensen die niet geschikt waren voor het boerenwerk in Drenthe. “In een jaar tijd hebben ze het gebouw uit de grond gestampt. De barak is afgebroken en later opgebouwd met dezelfde stenen”, vertelt Helmuth. Er waren toen dus twee gestichten, een strafkolonie en een bedelaarskolonie.

Hoe ging het er aan toe?

We lopen een stukje over het pad, of pad, het is een graslaantje omringd door bomen. Al lopend vertelt Helmuth over het gesticht. Als je bedelaar was, werd je namelijk binnen in het gesticht opgesloten. In het pand waren 25 grote kamers en in iedere kamer konden 40 bedelaars, ook wel kolonisten, slapen. Hier verbleven de kolonisten dan minstens een jaar terwijl ze werkten voor hun geld. “Je moest minimaal een bepaald bedrag verdienen om je verblijf te betalen, alles wat je meer verdiende ging voor de helft in een pot en er werd bijgehouden hoe groot het bedrag was”, aldus Helmuth. Als je als bedelaar 25 gulden bij elkaar had gespaard, gingen de poorten voor je open en kon je weer vertrekken.

De 25 gulden diende als een goede start voor de kolonisten. Niet iedere kolonist gebruikte het geld als goed vertrekpunt. Mensen buiten de poort wisten dat er geld viel te verdienen aan de oud-bewoners van het gesticht, zij hielpen mee om het geld weer snel op te maken. Soms waren bedelaars na twee maanden alweer terug.

Zo erg was het toch niet?

Er gaan veel verhalen rond over de Ommerschans. Het is een bron voor de wildste spookverhalen en gruwelijkheden. Helmuth vertelt dat er verhalen gaan over massasterfte en massagraven: “Ja, er gingen mensen dood, met 40 mensen in een zaal leven is niet echt een goed idee wanneer pokken en cholera rondgaan.’’ Maar er is ook een andere kant Zo was dokter Hamer, de dokter van de kolonie, één van de eersten die aan vaccinaties deed. Kolonisten werden al gevaccineerd terwijl de rest van Nederland daar nog op moest wachten. “Het alleen maar zwarte beeld nuanceer ik. Ik maak het niet mooier dan dat het is, maar schets wel het hele plaatje”, aldus Helmuth.

Wat niet meewerkt aan een genuanceerder beeld is de begraafplaats. Er liggen 5000 mensen begraven, terwijl er maar een paar stenen zichtbaar zijn. Dat is volgens Helmuth helemaal niet zo gek voor die tijd: “Ik heb het een keer even opgemeten en alle 5000 mensen hebben een eigen graf, daar is genoeg ruimte voor. Er zijn alleen geen stenen meer.”

Moord

Even verder met de geschiedenisles. In 1859 maakte het gesticht geen deel meer uit van de Maatschappij van Weldadigheid, maar werd het een rijksinstelling. In 1870 waren er alleen nog mannen welkom en in 1889 gaat het vreselijk mis. De dochter van een van de hoevenaars wordt vermoord door een van de verpleegden. “De moord op Zientje Hoogenberk heeft wel gezorgd voor een bepaalde beeldvorming,” zegt Helmuth. Het graf van Zientje is één van de weinige met een steen.

In 1890 werd de Ommerschans definitief gesloten. Dat heeft niks te maken met de moord op Zientje, Het plan dat de kolonie moest verdwijnen bestond al langer. Vandaag de dag is het nog mogelijk om de Ommerschans te bezoeken. De geschiedenis is er voelbaar ondanks dat er niet veel meer staat.