OMMEN - Wat was de rol van de gemeente in de oorlog als het gaat om het Joodse vastgoed van de gedeporteerde stadsgenoten? Naar aanleiding van een uitzending van televisieprogramma Pointer een aantal jaar geleden, kwam die vraag ook in Ommen boven bij lokale media en historische verenigingen. Die legden de vraag vervolgens neer bij de gemeente. En omdat een slager zijn eigen vlees niet moet keuren, werd de onderzoeksopdracht doorgegeven aan de Radboud Universiteit, die ditzelfde onderzoek inmiddels voor vele andere gemeenten heeft uitgevoerd.
Het is woensdagavond 10 mei als Prof. Dr Wim van Meurs en onderzoeker Laura Brinkhorst van de Radboud Universiteit het rapport ‘Joodse burgers in Ommen: onteigening en rechtsherstel’ overhandigen aan burgemeester Hans Vroomen en mevrouw Ingrid Petiet , de voorzitter van de Joodse Gemeenschap Zwolle, waar Ommen onder valt. In het rapport staan de bevindingen van het onderzoek naar hoe er tijdens en na de 2e wereldoorlog is omgegaan met het Joodse vastgoed door toenmalig burgemeester Nering Bögel en zijn ambtenaren.
Conclusies
Onderzoekers hebben in heel Noord Oost Nederland maar weinig onrechtmatigheden aangetroffen, zoals in de grote steden Amsterdam en Den Haag wel het geval was. Daar werden door de gemeente panden verkocht aan nieuwe eigenaren. Als de rechtmatige Joodse eigenaren weer thuis kwamen woonden er soms anderen in hun huis en stonden ze letterlijk op straat. Maar was dat in Ommen ook zo? Onderzoekster Laura Brinkhorst presenteerde de bevindingen, die onder meer via de nationale en gemeentelijke archieven, de verkaufsbucher (waarin de bezetters de onteigeningen en vastgoedtransacties bijhielden) en vele correspondentie nauwkeurig in kaart werden gebracht:
Na de oorlog kwam er niemand terug die vanuit Westerbork naar het oosten was gedeporteerd. Lang bleef onduidelijk wat er was gebeurd met deze Joodse Ommenaren. Pas in 1947 kwam via lijsten van het Rode Kruis duidelijkheid: alle 27 waren overleden. Toen begon het zoeken naar nabestaanden via lange procedures. Burgemeester en ambtenaren waren hierin steeds erg actief en nauwkeurig te noemen. Zo nam de gemeente ook direct na de oorlog het onderhoud op zich van de Joodse begraafplaats.
Voor Ommen heeft in 1951 en 1952 het rechtsherstel plaatsgevonden. Van de 9 panden van Joodse Ommenaren zijn 7 transacties teruggevonden. Bij geen van deze transacties was de gemeente partij in of na de oorlog.
Opmerkelijk was wel het handelen van slager en NSB’er Gerrit Massier, die in totaal vier panden van de concurrenten kocht tijdens de oorlog. Na de oorlog is dit teruggedraaid en is men op zoek gegaan naar erfgenamen.
In het rapport wordt ook benoemd dat de gemeenteambtenaren van Ommen tijdens de oorlog niet specifiek snel meewerkten als de bezetter om bijvoorbeeld adressenlijsten van de Joodse inwoners vroeg, maar ook niet heel langzaam waren met gehoorzamen.
Joods Ommen
Gerko Warner van stichting Joods Ommen vertelde hoe de Joodse gemeenschap in Ommen er voor, in en na de oorlog uitzag. Voor de oorlog waren die 27 weggevoerde stadsgenoten gewoon de buurman, de clubgenoot, de slager of je vriendinnetje. Alleen op zaterdag zag je een verschil, want dan liepen zij in hun goeie goed in gingen naar de Sjoel. Enkel de familie de Haas overleefde de oorlog, zij waren op tijd ondergedoken. De 27 andere Joodse Ommenaren namen eind 1942 en begin 1943 afscheid van hun vrienden en buren, ze werden gedeporteerd en kwamen nooit meer terug.
Drie leerlingen van het VechtdalCollege gaven een presentatie en vertelden over het leven van de Joodse familie de Levie en hun kinderen. Aan het einde van de avond werd de expositie over Joods Ommen geopend die vanaf zaterdag 4 weken lang in de bibliotheek te bekijken zal zijn.
Het hele rapport is te downloaden via de Radboud Universiteit en de link hiervan komt ook op de site van de gemeente Ommen.