Dagboek van een buurtbank

Ik ben mijn vrienden en mijn vrienden zijn mij

Lief dagboek,

Het is moeilijk te geloven dat ik niet zo lang geleden nog maar een boom was. Ik stond al zo lang stil dat ik eigenlijk best blij was toen ze me uit de grond haalden en we op reis gingen in hun grote vrachtwagen. Eindelijk, avontuur. Actie in de taxi. Ik kan me nog herinneren dat mijn beste vriend Harm mijn vormen aan me gaf. Misschien was het in het begin een beetje eng, de manier waarop hij me zaagde. Eerst mijn blad, toen mijn zitvlakken en uiteindelijk mijn benen. Maar ik werd eindelijk een echte picknickbank! Met mijn eigen pleintje, aan de Heideanjer. Als ik toen toch had geweten dat ik uiteindelijk de bron van zoveel herinneringen zou worden. Van lachende gezichten. Dat ik kinderen zou zien opgroeien. Honden achter hun balletjes aan zou zien rennen. Dat ik zoveel verschillende mensen zou ontmoeten. Sommigen oud, sommigen jong, sommigen van hier, sommigen van daar. Ik heb zoveel geluk gehad dat ik hier werd neergezet.

Lief dagboek,

Raad eens? Mijn mensenvrienden zeggen dat ik hun buurt veel leuker heb gemaakt! Ik! Voordat mijn beste vriend en maker Harm en ik er waren, was er niet zoveel, blijkbaar. Kun je dat je voorstellen? Geen buurtbarbecues. Geen spontane leuke ontmoetingen. Geen jaarlijkse snertdag. De mensen wilden wel, hoor ik ze zeggen terwijl ze hun theekopjes op mijn tafelblad zetten, maar niemand kwam in actie. Alles wat ze nodig hadden was een enthousiasteling, en ze kregen er twee. Mijn beste vriend en ik zijn de fundatie van de dynamiek die er gecreëerd is. Wie had dat ooit gedacht, toen ik nog in het bos woonde?

Lief dagboek,

Het is feest vandaag! Mijn vrienden gaan barbecueën! Ik sta helemaal vol met hapjes en drankjes. Iedereen heeft zijn eigen dingetjes meegenomen, dus er is voor iedereen wel wat wils. Nam nam nam, het water loopt me in de spijkers. Ze hebben zelfs een springkussen neergezet, op het veldje naast mij. Voor de kleintjes. Springen ze voor de verandering eens niet op mij, die stuntelaars. Misschien maar beter, een van hen viel laatst nog van me af. Kets, zo tegen mijn blad aan. En een ander duwde haar vriendje zo, huppakee, de bosjes in. Ik houd telkens weer mijn hout vast. Dan is zo'n springkussen veel veiliger.

Een van mijn wat oudere vrienden is op mij komen zitten. Ik kan in haar ogen zien dat het haar goed doet, de pret die de kinderen hebben. “Raak!” horen we een van hen roepen toen ze de blikken omgooide met het balletje. De oudere vrouw lacht lief. “Dat is het allerleukste aan de buurt: de verschillen. Oud en jong door elkaar. Ik hoop zo dat dat blijft.”

Lief dagboek,

Ik maak me een beetje zorgen, als ik eerlijk ben. Om mij heen zijn er zoveel andere buurtinitiatieven die steeds verder verwateren. Ze verliezen het animo, zeggen mijn vrienden. Ze zeggen dat het komt door de nieuwe instroom. Het is niet meer constant. Er komen steeds weer nieuwe mensen. En dan is het niet, ‘hoe meer zielen hoe meer vreugde, maar ‘nieuwe bezems vegen schoon, maar oude kennen de hoeken’.

Lief dagboek,

Het einde van het jaar nadert. Kerst is al voorbij, maar de kerstboom in mijn parasolgat hebben ze er nog steeds niet uitgehaald. Een met allemaal lichtjes. Wat mij betreft mag hij er het hele jaar wel in blijven. Ik voel me de mooiste bank van het hele dorp! Ik houd van oud en nieuw. Het is een van de belangrijkste dagen van het jaar voor mij. Dan komen al mijn vrienden. En ik heb dan een van de belangrijkste taken: het dragen van de oliebollen en de glazen glühwein.

“Haaaai Jos”, hoor ik Harm rechts van mij zeggen. Het wordt steeds drukker. Over de bosjes heen zie ik nog meer vrienden verschijnen, wanneer ik opeens de bordercollie op me voel springen. Hij klimt op mijn bankje en likt zo het gezicht van de mevrouw die erop zit. Gekke hond! Mijn beste vriend staat op en geeft een aai over zijn bol, voordat hij doorloopt naar zijn buur. Om te vragen of hij er ook bij komt zitten. De buurman woont hier al heel lang, maar zo te horen is hij hier niet geboren. Hij komt niet zo vaak, maar nu komt hij er gezellig bij. Ik kom niet zo vaak mensen tegen die van ver komen. De meeste van mijn vrienden komen gewoon uit het dorp. Dat is een van de redenen dat ik nog besta, hoor ik mijn vrienden wel eens zeggen. Het zijn leuke mensen, als ik mijn vrienden mag geloven, maar mensen uit de grote steden of zelfs van buiten Nederland zijn buurtinitiatieven zoals ik niet gewend. Samen lopen ze terug naar mij toe. Harm maakt speels vuistenballen naar een van de kinderen die hij tegenkomt op de stoep. Ze giechelt even, en speelt gauw weer verder met het hondje in haar armen.

Ik was even afgeleid door de honden en het tafereel voor mijn houten neus, als mijn aandacht terug wordt getrokken naar het gesprek rechts van mij. “Die zit met haar hart he…” Ik slik even. Toch niet alleen maar lachen…

Lief dagboek,

Ik wil niet verwateren.

Er komen tegenwoordig zoveel nieuwe mensen naar Dalfsen. Mensen die hierheen kwamen omdat de huizen hier goedkoper zijn dan bij hen in de Randstad. Mensen uit het buitenland. En dat is te gek. Integratie en zoveel mogelijk verschillende mensen bij elkaar is leuk. Maar mijn vrienden zeggen dat te veel veranderingen niet goed zijn voor de saamhorigheid. Dat mensen die van buitenaf komen onze dorpse cultuur niet omarmen.

Mijn beste vriend Harm, die zich hier blijkbaar niet zo’n zorgen over maakt, maakt zich comfortabel op mijn bankje. Hij denkt even na over zijn woorden. “Weet je,” zegt hij geruststellend terwijl hij trots naar mij kijkt, “Zolang ik er ben, zal de buurtbank blijven.” En al mijn andere vrienden, die knikken ‘ja’ harder dan ik iemand ooit ‘ja’ heb zien knikken.

Mijn verhaal is nog lang niet over, lief dagboek. Want ik ben niet zomaar een stuk hout, maar een symbool van verbinding en gemeenschap. Zolang mensen samen blijven komen zal ik er altijd zijn, mijn houten armen open voor iedereen die dat graag wil.

Dus, tot morgen, lief dagboek.