Vechtdal College Ommen herdenkt Internationale Herdenkingsdag Holocaust

Vechtdal College Ommen herdenkt Internationale Herdenkingsdag Holocaust

OMMEN -  Vrijdag 27 januari is het de internationale herdenkingsdag voor de Holocaust. De dag waarop Auschwitz werd bevrijd. Overal zijn er nog sporen waar Joodse mensen hebben gewoond in de vorm van Stolpersteine, ook in Ommen.

Op het Vechtdal College Ommen herdenken ze deze dag door met een aantal leerlingen uit alle havo-3 en vwo-3 klassen de Stolpersteine van de Joodse slachtoffers uit Ommen te reinigen.

Vanmorgen begonnen ze in het lokaal met een dagopening met een gedicht over Evalien de Levie van de Stadsdichter van Ommen 2012, Jannes Kuik.

Daarna fietsten ze met de leerlingen naar de adressen van de Stolpersteine. Ze stonden even stil bij de slachtoffers en daarna hebben ze de Stolpersteine gereinigd.

Vervolgens zijn ze weer samen naar school gefietst. Het blijft onvoorstelbaar wat er gebeurd is.

Evalien de Levie 1932-1942

Kleine Evalien de Levie wilde

zo graag nog spelen,

spelen zoals een kind dat moet,

een speelbal werd je,

een speelbal van de haat,

verstrengeld met bevelen.

Nooit zou jij meer spelen,

in een Ommer straat.

Die oktoberdag werd je

opgepakt, weggevoerd.

De schurken lachten en ze schampten,

heulend met het verraad.

Een kinderstem werd dichtgesnoerd,

de lach van Evalien zou nooit,

meer klinken in een Ommer straat

Een kille klik, donker was de wagon,

aan het eind van de reis, stonden daar de beulen,

glimmend hun laarzen,

de eenheid stond paraat.

Nooit heb jij begrepen, het waarom

dat je niet meer mocht spelen,

in een Ommer straat.

In radeloze kinderogen was,

de lach verdwenen voor verdriet,

nooit mogen we begrijpen, dat een

mens zo ver kan zinken,

dat het zelfs geen kind ontziet,

Jouw vrijheid was voorgoed,

verdwenen in gevlochten prikkeldraad.

Nooit zou Evalien meer

hinkelen in een Ommer straat.

Nee, Evalien was niet alleen

op het netvlies staan ze,

Ommenaren schuifelend naar de dood.

Ogen zonder glans,

hun geweten trof geen blaam,

wanhopig het gelaat,

niets misdaan, ze waren jood.

Nooit zou kleine Evalien,

weer zingen in een Ommer straa